Ooit, toen alleen God aan ethiek deed, was het leven overzichtelijk en kunst goddelijk. De moraal was eenduidig en de kunstenaar stond in dienst van ‘het hogere’. God werd echter ontslagen en de mens werd zijn eigen god. Nu doet iedereen aan ethiek. En aan kunst…
Mores
Sinds we als mensen druk met elkaar in de weer zijn om de kaders van het (on-) toelaatbare in kaart te brengen en het menselijk handelen beperkingen op te leggen teneinde prettig met elkaar op één bol te kunnen leven, neemt de chaos alleen maar toe. Want ethiek bemoeit zich overal mee. Geen discipline, onderwerp of beroepsgroep is veilig voor haar. Ze eigent zich een soort van goddelijke status toe, rammelt aan kaders, hokjes en denkbeelden, zonder zich uit te spreken over goed of kwaad, waarheid of leugen.
Ethiek is dus springlevend. En niet alleen omdat we God overboord hebben gezet, maar ook vanwege de uitvindingen en mogelijkheden waarmee techniek en wetenschap ons sinds die tijd overrompelen. De vooruitgang haalt ons met rasse schreden in en voordat passende morele kaders zijn afgebakend, is ze ons al weer gepasseerd.
Het feit dat iedereen zich, overal, met de ethische discussie bemoeit, maakt het er niet eenvoudiger op. Het is niet meer voldoende om, in navolging van Socrates, op gezette tijden superieure intellectualiteit te veinzen door te prevelen: “ik weet dat ik niets weet.” We hebben heldere argumenten nodig, bezinning en criteria. Iemand die woorden geeft aan onze gevoelens. En iemand die de discussie leidt. Denk ik. Maar ethiek bedrijven kunnen we allemaal. Als het niet is over onszelf, dan wel over de buren. Of Rutte. Of Trump.
Mea culpa
Als gewezen godenzonen braken autonome kunstenaars sinds de Verlichting uit de comfortzone van religie en traditie. Geen onderwerp is taboe en geen taboe is veilig. Veel kunstenaars hebben reeds met succes een beroep gedaan op de vrijheid van meningsuiting als hun kunstwerk iets teveel weerstand opriep. Een ongekende vrijheid.
Een vrijheid die echter van tijd tot tijd stof doet opwaaien. Stof tot nadenken en soms stofwolken van zich vergalopperende politici, dierenrechtenactivisten, musea of massahysterie. De samenleving blijft de kunstenaar om allerlei redenen ter verantwoording roepen. Men vraagt zich af of kunstenaars subsidie nodig hebben voor hun hobby. Of men weert religieus getinte kunst uit de openbare ruimte. Musea verbannen wereldberoemde schilderijen al dan niet tijdelijk naar de kelder. Of voorzien ze van kanttekeningen omdat ze zich verplicht voelen alle misstanden en verwijzingen uit een koloniaal verleden te verantwoorden.
Bloot is beautiful
We kunnen er niet meer omheen: kunst waarin de naakte of bijna naakte vrouw als (lust-)object wordt geportretteerd. Natuurlijk zijn vrouwen prachtige wezens en we begrijpen dat mannen het liefst zoveel mogelijk van hen willen tonen. Kunst wil tenslotte ontdekken. Maar waar ligt de grens tussen kunst en (kinder-)porno? Het wat-je-zegt-ben-jezelf-excuus zoals “Filth is in the eye of the beholder” is slechts een zwakke verdediging en gaat niet op omdat we weten dat veel mannen met hun kwasten niet van de zeer jonge meisjes konden afblijven. #ZijOok.
Wat doen we met kunst die onder uiterst vrouwonvriendelijke omstandigheden tot stand is gekomen? Waarbij schilderen, misbruik en pedofilie hand in hand gingen? Moeten we deze schilders of hun kunst nog wel in ere houden? Houden we daarmee niet het misbruik en de notie van de vrouw als handelswaar in stand? Welke criteria passen we hier toe: is de artistieke kwaliteit van het werk doorslaggevend of toch ondergeschikt aan andere morele normen? Moeten we kunst en maker van elkaar scheiden en kunnen kunstwerken wel een eigen leven leiden? Of gebruiken we deze ‘viezigheid’ (Joke de Wolf, Trouw febr. 2018) om de discussie met elkaar aan te gaan?
Michelle Covertly wachtte het eind van deze discussie niet af; zij kwam op 3 november in actie in het Metropolitan Museum of Art in New York. Zij voorzag schilderijen van o.a. Gauguin en Picasso van historische context door ze te flankeren met prints van artikelen waarin de wandaden van de betreffende kunstenaars werden besproken. Onbezorgd genieten van kunst van een viespeuk was toen even niet mogelijk.
Bij het Louvre was de discussie overigens vorige maand nog niet helemaal goed doorgedrongen; daar ontzegde een bewaker een schaars geklede lévende vrouw de toegang tot het museum.
Liberté…
Zijn er eigenlijk grenzen aan kunst? Veel kunstenaars houden het liefst zoveel mogelijk opties open en huiveren van iedere begrenzing op politiek, sociaalmaatschappelijk, ethisch of esthetisch terrein. Volledige artistieke vrijheid, waarbij iedere gewenste functionaliteit van de hand wordt gewezen. Zou dit utopia echter bereikt zijn, dan wordt het schuren met of shockeren van kunst met de samenleving een steeds lastiger opgaaf.
En wie mag de hierboven gestelde vraag eigenlijk beantwoorden? De politiek? De belastingbetaler? De autonome kunstenaar? Religieuze leiders? Hoeveel invloed mag een samenleving hebben op kunst? Mag ze thema’s weren? Mag ze inhoud en vorm beïnvloeden, functionaliteit eisen? Wie mag kwalitatieve eisen stellen?
Velen hebben zich deze autoriteit aangemeten en de vraag, ongevraagd, beantwoord. Een veel geciteerde uitspraak is de door Cesar A. Cruz aangepaste quote van Finley Dunne over de functie van kranten t.o.v. de samenleving (“Comfort the afflicted and afflict the comfortable”). Cruz maakte ervan: “Art should comfort the disturbed, and disturb the comfortable.” Leuk gevonden, maar ik vermoed dat veel kunstenaars zich niet kunnen vinden in deze troostrijke gedachte. Iris Murdoch dacht daar iets anders over. Volgens hem was troost bieden geen teken van grote kunst: “Only the very greatest art invigorates without consoling, and defeats all our attempts to use it as magic.”
Het spanningsveld tussen kunst, kunstenaar en de samenleving is dynamischer dan ooit. L’Art pour l’art lijkt een achterhaald concept. De samenleving omarmt kunst, consumeert en voelt zich getroost, geshockeerd of geïnformeerd door bepaalde kunst. Zij stelt op individueel niveau vast wat volgens haar de functie is van kunst en begint eisen te stellen. En hoewel kunstenaars graag alle opties openhouden, willen zij toch ook vaak niet de connectie met de samenleving verliezen. We willen gehoord en soms, begrepen worden; beïnvloeden en verkopen.
Boemerang
Zitten we niet op een tijdbom? Als oprecht bevragende kunst van een evenement wordt geweerd (Fantoompijn; Anne Bothmer), kunstenaars met de dood bedreigd worden (Tinkebell) en social media dienst doen als volkstribunalen? In deze ambivalente informatiemaatschappij loop je als kunstenaar niet alleen het risico om te verdwijnen in de overkill aan beeldmateriaal maar het is niet onmogelijk dat je stoutste dromen uitkomen en in een nachtmerrie veranderen. Veel kunstenaars leggen zichzelf om deze reden restricties op. Misschien is er toch iets te zeggen voor ‘kunst om de kunst’; het lijkt me momenteel de meest veilige vorm.
Aan de andere kant zegt de ophef over kunst vaak meer over de samenleving dan over het kunstwerk zelf. Zoals de ophef bij Fantoompijn waarbij de storm van protest de bedoeling van het werk pijnlijk onderstreepte. Of bij Black Lives Matter (Indecline); een Amerikaanse guerrillabeweging die over het algemeen toch op veel sympathie van de Amerikaanse bevolking kan rekenen. Totdat ze de Walk of Fame bewerkten. Of, in omgekeerde zin; de niet te stuiten populariteit van poepkunst. De door Piero Manzoni in 1961 ingezette strontstroming die sinds die tijd niet meer uit de kunst is weg te denken. People buy this shit.
En nu we toch bezig zijn. Wat te denken van het gebruik van levend materiaal? De controversiële expositie van de Chinese kunstenaar Huang Yong Ping met zijn ‘Theatre of the World’ kunstshow (met gebruik van levende dieren zoals kakkerlakken, spinnen, schorpioenen, schildpadden, slangen e.d.) die het Guggenheim is uitgezet na een actie van dierenrechtenorganisaties. Begrijpelijk. Ik wil ze ook niet in mijn achtertuin.
En dood materiaal van levende wezens? Jan Fabre die menselijke botten vermaalt en verwerkt in zijn kunst, maar de losgekomen discussie niet wil aangaan? Of Joanneke Meester die van haar eigen huid een pistool maakte dat tot in New York bejubeld werd, maar waar ze geen afstand van kan doen?
Of het bijna-dood-materiaal? Familieleden van slachtoffers van 9/11 protesteerden in 2017 verontwaardigd tegen de tentoonstelling ‘Ode to the Sea’ in (uitgerekend) New York. De expositie bevatte kunstwerken gemaakt door terreurverdachten in het nog steeds niet gesloten Guantánamo Bay. Gedetineerden die jarenlang hun doodstraf afwachtten, maakten ter afleiding schilderijen over de zee die ze nooit zien. Of over de jarenlange martelingen waarin hun menszijn werd gereduceerd tot een serie felgekleurde stippen die worden opgezogen in het niets. De organisatie noemde de reactie en de maatregel van het Pentagon: ‘artistieke censuur’.
Hier aangekomen moet er nog iets gezegd worden over discriminatie binnen de kunstwereld. Want wie bepaalt wie er kunst mag maken en/of exposeren? Is het geoorloofd om hele groepen mensen van deze arbeid uit te sluiten? Houdt vrijheid van meningsuiting op bij de grendels van de gevangenis? Of bij de kleur van een huid? Bij een bepaalde sekse?
De Guerrilla Girls strijden al jarenlang voor een betere representatie van vrouwelijke kunstenaars tijdens exposities en binnen musea. In de VS domineert de ‘straight white male’ tot op heden de kunstwereld. Een fenomeen dat zich ook in Europa laat gelden, hoewel deze discussie steeds lastiger wordt nu de grenzen tussen de verschillende seksen vervagen. Want we gaan genderneutraal plassen. Barones Elsa von Freytag-Loringhoven was haar tijd ver vooruit.
Slonzige egotrippers
Is de kunstenaar van zijn voetstuk gevallen? Eeuwenlang werden atrociteiten van vooral blanke mannelijke kunstenaars door de vingers gezien. Natuurlijk is wangedrag niet voorbehouden aan kunstenaars; machtsmisbruik en perversiteiten komen in de beste families en naar ik vrees alle beroepsgroepen voor. Maar het is wel een feit dat een groot deel van de door ons bejubelde kunstenaars er nogal wrede gewoontes op nahield waarvan niemand, tot voor kort, wakker lag.
De vraag dringt zich op of het beroep ‘kunstenaar’ niet is geromantiseerd. Werden daarom misstanden misschien gebagatelliseerd? Of is men zo vergevingsgezind omdat men gelooft dat lomp gedrag en genialiteit nu eenmaal voorwaarden zijn voor het maken van sublieme kunst? Klinkt de mythologisering van kunstenaars ingezet tijdens de Renaissance door Giorgo Vasari tot op heden door? Werden kunstenaars gezien als halfgoden van wie we het normaal vinden dat ze hun schilderijen met bloed signeren en hun hele familie in een wurggreep houden (Picasso) en een ongezonde voorliefde hebben voor minderjarige meisjes (Balthus, Schiele, Gauguin en vele anderen)?
Zo’n heldenstatus legt de kunstenaar geen windeieren, want behalve dat het een prima garantie is voor artistieke vrijheid, stimuleert het uiteraard de verkoop van kunst. De kunstenaar als bohémien, onaangepaste wilde, de antiheld met diepe ondoorgrondelijke gedachten die grenzen aan genialiteit. Of op z’n minst oorspronkelijkheid. Een legende worden is tenslotte de beste reclame en garantie voor een opgaande lijn van de verkoopcijfers. We kunnen tenslotte niet allemaal ons oor afsnijden.
De creatieve industrie heeft er ook lucht van gekregen. De kunstenaar met aureool verlicht nu ook de economie en multinationals zoeken heil bij kunstlicht. Niet alleen out-of-the-box, maar vooral buiten de lijntjes kleuren van, ‘t liefst, hoogconjunctuur. Hier wordt de rebel getemd; gesmoord in aandacht, aanzien en weelde. Onder je eigen kartonnen doos slapen is er niet meer bij.
Science or fiction?
De overheid heeft het nog steeds niet begrepen. Zij maakt zonder meer distinctie tussen de ‘hoge konsten’ en volksvermaak waarbij ze er en passant functionaliteit aanplakt daarmee cultuur reducerend tot ‘samenbindende factor’ binnen de samenleving. Er is dan volgens haar “… geen verschil tussen corso en ballet” (Van Aartsen, Volkskrant 16/11).
Als de overheid al zo weinig visie heeft, de samenleving verdeeld is en er onder kunstenaars geen unanimiteit is m.b.t. kunst en ethiek; welke koers gaan wij dan varen? Kunnen wij de zaken op zijn beloop laten? Of moeten wij hierover nadenken? Van de overheid hoeven wij weinig te verwachten: zij wordt regelmatig rechts ingehaald door kunst, wetenschap en techniek. De wetenschap ijlt hierbij vooruit en laat haar stiefzusjes mijlenver achter zich.
Tot op vandaag de dag bepaalt een ieder naar eigen overtuiging en goeddunken binnen de juridische kaders van onze samenleving zijn of haar eigen ethische waarden. Onze opvattingen over kunst en ethiek verschillen van persoon naar persoon, al naar gelang onze afkomst, opleiding, religie, omgeving, politieke kleur en denkvermogen. Waarbij dat laatste voor een groot deel wordt bepaald door afkomst en erfelijk materiaal. We zijn geen van allen volmaakt en onze intellectuele en fysieke verschillen zijn vaak een bron van wantrouwen en onbegrip.
Maar hier wordt aan gewerkt. De wetenschap heeft technieken ontwikkeld die afwijkingen of ziekten van een mens in een vroeg stadium kunnen corrigeren. Ons dna is gekraakt en in kaart gebracht. Ongewenste kenmerken kunnen worden aangepast en ons IQ kan worden gealtereerd. Nog even en de perfecte mens is een feit.
Wat ons dan nog rest is het kopiëren van deze volmaakte mens en een homogene samenleving te creëren. Een perfecte samenleving zonder criminaliteit of afwijkend gedrag. Wie wil dat nu niet? Uitsluitend volmaakte mensen met hetzelfde dna, dezelfde motoriek en dezelfde hersenspinsels. En dezelfde kunst.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in BBK Magazine, het kwartaalblad van de Beroepsvereniging van Beeldend Kunstenaars.